Rob van der Hoeven

Gated Community

by Maria van Tol

(for dutch text, scroll down)

In architecture, a gated community is a protected, demarcated environment, a fenced-off area with closed entrances and exits that guarantee control over who enters and who leaves. Exchange, with the other and the different, is limited. Gated Community questions this limita-tion, this life in the bubble. The word may bring to mind pink chewing gum and cheap bubble bath – transient, fragile, easy to pop ¬– but it shouldn’t. When the bubble is intact, the draw-bridge is up and the borders are closed. Flags fly proudly. Shards on the walls glisten in the sunlight. Everything remains the same. Es War Einmal re-presents a poster featuring the members of the Baader-Meinhof Gruppe (who called themselves the Rote Armee Fraktion, or Red Army Faction). At one time it was found in both police stations and in the youth centre where Van der Hoeven used to hang out as a teenager. The same poster, but one shows criminals and the other shows heroes. The members of the RAF realized that post-war Ger-many was still being led by the same people. Everything had remained the same. The bubble was intact.

Every person has a unique, demarcated body. Unique senses perceive and a unique nervous system assigns meanings to that which is perceived. The source of this meaning is a unique collection of information that memory builds on the basis of exchange with the other and the different. This individual memory is the source of uniqueness in art. Any artist who limits the exchange with the other and the different – chooses to control what enters and what leaves – is heading for a dry spell. Shelter 1, the face of a camouflage net, refers to the participant who adjusts and is lost in the crowd. Shelter 2, a close-up of the back of the same net, refers to the outsider looking through the net, invisible to the crowd. The camouflage does its job in either case. Participant or outsider? Lose yourself in the other and the different, or shy away from exchange?

Individual memory may be the source of the uniqueness of art, but a source is not a work of art. There is a translation to be made; something has to resonate between individual and universal meanings. Between world history and family history; between mediating historical symbols such as helmets or vignettes and the unmediated, individual present. Excavation is made from a large number of copies of the type of helmet the Germans wore in the Second World War. If they were original, each helmet would tell its own little story. The copies form an urn, or is it a vase for flowers? At first glance the work is shocking, insensitive and unde-sirable: it can be seen as a relic. But among the many small histories of the original helmets there are positive stories, too, and these afford the sculpture a variety of meanings. P is based on the cotton, 4 x 4 cm vignette with the letter ‘P’ stitched on it that the Germans handed out to all Polish forced laborers, who had to display it clearly visibly when they were in the public space. At the time there were red, pink, black, green, blue, brown and purple triangles, there were combinations – pink and yellow, for example, for homosexual Jews – and there were cockades that looked like bull’s-eyes and triangles with nationality letters. The colours were not supposed to mix.

Van der Hoeven's parents met when they – he a Dutchman and she Polish – were forced labourers in Nazi Germany. After the war, they settled in the Netherlands. It was difficult to keep in touch with friends and family in the east in the period 1945-1989: letters were stamped 'CENSORED', passing Checkpoint Charlie was no easy matter and refugees came from the east more often than from the south like they do today. This period of threat and coercion in European history is not unequivocally negative for Van der Hoeven, after all, he cannot deny the positivity of his own existence. Based on the surveyor's ranging rod, the creation of space of one’s own or one’s group is illustrated by the work Red White & Blue. It symbolically carries the colours of the Dutch flag. Rather than rest on the ground, it floats a few millimetres above it. Never touching the soil or appropriating any place, it leaves other, different options open.

All of these works of art straddle the past and the present. They contrast excavated moments and current topics in a quest for dialogue. Alfa & Omega refers to the way that jumping to conclusions makes exchange impossible. The flag goes up; the flag goes down. The race is over. People tweet, make angry comments, criticize or review, before they ever even talk.

Gated Community (NL)

In de architectuur is een ‘Gated Community’ een beschermde, afgebakende omgeving, een ‘hekwerkwijk’ waarvan alle in- en uitgangen afgesloten zijn zodat er controle is op wie er bin-nenkomt en weggaat. De uitwisseling met de ander en het andere is beperkt. Gated Com-munity plaatst vraagtekens bij de beperking, bij het leven in een bubbel. Het woord ‘bubbel’ doet denken aan roze kauwgom en goedkope potjes bellenblaas – onbestendig, kwetsbaar, zó doorgeprikt – maar dat is onterecht. Als de bubbel intact is, is de ophaalbrug is gesloten en zijn de grenzen dicht. De vlag wappert fier. De bewapening op de muren glinstert in het zonlicht. Alles blijft bij het oude. Es War Einmal verbeeldt een poster van de leden van de Baader-Meinhof Bande (die zichzelf het Rote Armee Fraktion noemde). Te zien op het poli-tiebureau en te zien in het jongerencentrum waar Van der Hoeven als tiener rondhing. De-zelfde poster, maar op de ene staan boeven en op de andere helden. De leden van de RAF realiseerden zich dat Duitsland na de oorlog nog steeds door dezelfde mensen werd geleid. Er was niets veranderd. De ‘bubbel’ was intact.

Ieder mens heeft een uniek, afgebakend lichaam. Unieke zintuigen nemen waar en een uniek zenuwstelsel kent betekenis toe aan wat wordt waargenomen. Die betekenis is afkomstig uit een unieke verzameling informatie die bij leven in het geheugen wordt opgebouwd op basis van uitwisseling met de ander en het andere. Dit individuele geheugen is de bron van de uniciteit van de kunst. Een kunstenaar die ervoor kiest de uitwisseling met de ander en het andere te beperken – te controleren wat er binnenkomt en weggaat – komt snel droog te staan. Shelter 1, het aanzicht van een camouflagenet, verwijst naar de deelnemer, die zich aanpast en opgaat in de massa. Shelter 2, een close-up van de achterkant van datzelfde net, verwijst naar de buitenstaander die door het net heen kijkt, maar zelf niet gezien wordt. De camouflage doet in beide gevallen zijn werk. Deelnemen of buiten staan? Opgaan in de ander en het andere, of de uitwisseling uit de weg gaan?

Het individuele geheugen is de bron van de uniciteit van de kunst, maar een bron is nog geen kunstwerk. Er moet een vertaalslag worden gemaakt, er moet iets resoneren tussen individuele en universele betekenis. Tussen wereldgeschiedenis en familiegeschiedenis; tussen bemiddelende historische symbolen als helmen of vignetten en het onbemiddelde, individuele heden. Excavation is gemaakt van een groot aantal kopieën van het soort helm dat de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gebruikten. Waren het originelen, dan zou elke helm zijn eigen kleine geschiedenis vertellen. De kopieën vormen een urn, of is het toch een bloemenvaas? Het werk is op het eerste gezicht schokkend, ongevoelig en ongewenst: het kan worden opgevat als een relikwie. Maar onder de vele kleine geschiedenissen van de oorspronkelijke helmen bevinden zich ook positieve verhalen, die de sculptuur een keur aan betekenissen toestaan. P verwijst naar een katoenen vignet van 4 x 4 cm met daarop de letter ‘P’ gestikt dat door de Duitsers werd uitgedeeld aan alle Poolse dwangarbeiders, die het in de publieke ruimte duidelijk zichtbaar moesten dragen. Er waren rode, roze, zwarte, groene, blauwe, bruine en paarse driehoeken, er waren combinaties – bijvoorbeeld roze met geel voor een homoseksuele Jood – en er waren kokardes die eruitzagen als schietschijven en er waren driehoeken met een nationaliteitsletter. De kleuren mochten niet door elkaar gaan lopen.

Van der Hoeven’s ouders leerden elkaar kennen toen zij beiden – hij Hollander en zij Poolse – als dwangarbeiders waren tewerkgesteld in Nazi-Duitsland. Na afloop van de oorlog vestigden zij zich in Nederland. Het was in de periode 1945-1989 moeilijk contact te houden met vrienden en familie in het oosten: brieven droegen het stempel ‘CENSUUR’, het passeren van controlepost Checkpoint Charlie was een serieuze zaak en vluchtelingen kwamen vaker uit het oosten dan uit het zuiden, zoals nu. Deze periode van dreiging en dwang in de Europese geschiedenis is voor Van der Hoeven niet eenduidig negatief, immers, hij kan de positiviteit van zijn eigen bestaan niet ontkennen. De creatie van een eigen plek voor het individu of de groep is verbeeld in het werk Red White & Blue, dat is gebaseerd op de jalon van de landmeter. De jalon heeft symbolisch de kleuren van de Nederlandse vlag. Hij rust niet op de grond, maar zweeft er een paar millimeter boven. Hij raakt de bodem niet en eigent zich geen plaats toe; zo laat hij andere opties open.

Al deze kunstwerken staan met één been in het verleden en met één been in het heden. Opgegraven momenten worden afgezet tegen actuele onderwerpen, op zoek naar de dialoog. Alfa & Omega verwijst naar de overhaaste afrekening die uitwisseling onmogelijk maakt. De vlag gaat omhoog; de vlag gaat neer. De race is gedaan. Er is getweet, ‘gereaguurd’, gekritiseerd, gerecenseerd, vaak al voordat er is gepraat.